Statenvertaling
Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedália tot overste gesteld had, kwamen zij tot Gedália naar Mizpa; namelijk, Ismaël, de zoon van Nethánja, en Jóhanan, de zoon van Karéah, en Serája, de zoon van Tanhúmeth, de Netofathiet, en Jaäzánja, de zoon van den Máächathiet, zij en hun mannen.
Herziene Statenvertaling*
Toen nu al de legerbevelhebbers, zij en hun mannen, hoorden dat de koning van Babel Gedalia aangesteld had, kwamen zij naar Gedalia in Mizpa toe, namelijk Ismaël, de zoon van Nethanja, Johanan, de zoon van Kareah, Seraja, de zoon van Tanhumeth uit Netofa, en Jaäzanja, de zoon van iemand uit Maächa, zij en hun mannen.
Nederlands Bijbelgenootschap 1951**
Toen al de legeroversten met hun mannen hoorden, dat de koning van Babel Gedalja had aangesteld, kwamen zij tot Gedalja te Mispa, namelijk Jismaël, de zoon van Netanja, Jochanan, de zoon van Kareach, Seraja, de zoon van de Netofatiet Tanchumet, en Jaazanja, de zoon van de Maakatiet, zij met hun mannen.
King James Version + Strongnumbers
And when all H3605 the captains H8269 of the armies, H2428 they H1992 and their men, H376 heard H8085 that H3588 the king H4428 of Babylon H894 had made ( H853 ) Gedaliah H1436 governor, H6485 there came H935 to H413 Gedaliah H1436 to Mizpah, H4709 even Ishmael H3458 the son H1121 of Nethaniah, H5418 and Johanan H3110 the son H1121 of Careah, H7143 and Seraiah H8304 the son H1121 of Tanhumeth H8576 the Netophathite, H5200 and Jaazaniah H2970 the son H1121 of a Maachathite, H4602 they H1992 and their men. H376
Updated King James Version
And when all the captains of the armies, they and their men, heard that the king of Babylon had made Gedaliah governor, there came to Gedaliah to Mizpah, even Ishmael the son of Nethaniah, and Johanan the son of Careah, and Seraiah the son of Tanhumeth the Netophathite, and Jaazaniah the son of a Maachathite, they and their men.
Gerelateerde verzen
Jeremía 40:11 - Jeremía 40:12 | Jozua 18:26 | Jeremía 40:7 - Jeremía 40:9